4 januari 2016 - Op 1 januari 2016 is het laatste gedeelte van de Wet werk en zekerheid (WWZ) in werking getreden. Deze bepalingen richten zich op het verkorten van de uitkeringsduur van de Werkloosheidswet (WW).

Een werknemer die zijn baan verliest en voldoet aan bepaalde voorwaarden, heeft nu recht op een WW-uitkering van maximaal 38 maanden. In de WWZ is besloten om deze maximale duur terug te brengen naar 24 maanden.

Deze afbouw gebeurt in stappen. De eerste stap is per 1 januari 2016 genomen. Het maximum is vanaf dat moment 37 maanden. Daarna vermindert dit per kwartaal met een maand. Vanaf 1 april 2016 is de maximale duur dus 36 maanden. Aan die afbouw komt een einde op 1 april 2019. De duur van 24 maanden is dan bereikt.

Werkgever kan werknemer adviseren over WW

Een werkgever kan een werknemer bij ontslag adviseren over zijn WW-uitkering. Hierbij is het ook goed om aan te geven dat de opbouw van de WW-rechten verandert: voor de eerste tien werkjaren krijgt de werknemer per jaar één maand WW. Voor de werkjaren daarna bouwt hij per jaar een halve maand WW op. Deze nieuwe regels voor de opbouw en duur gelden overigens ook voor de loongerelateerde WGA-uitkering.

Werknemer behoudt mogelijk derde jaar WW

Dat de maximale duur van de wettelijke WW vanaf 2016 wordt afgebouwd, hoeft niet te betekenen dat werknemers straks bij baanverlies geen recht meer hebben op een derde jaar WW. Mogelijk behouden zij dit door een in de cao verplichte premie te betalen.